De Nederlandse samenleving ruist en ritselt in het eerste decennium van de eenentwintigste eeuw van de spiritualiteit. Sinds twee jaar staat de hele maand november in Nederland in het teken van de spiritualiteit. De boekhandels liggen vol boeken over spiritualiteit. En wie nog niet genoeg heeft aan de oude en vertrouwde Gerarduskalender, die dankzij de zorg van de paters redemptoristen te Wittem al sinds 1952 elke dag voedsel voor de ziel aanreikt, kan komend jaar bij minstens drie andere spirituele scheurkalenders te rade. Spiritualiteit is in. Wie op google het zoekwoord ‘spiritualiteit’ intikt, krijgt maar liefst ongeveer 1.900.00 treffers. Dat is nog maar de helft van het aantal treffers dat de Italiaanse, Duitse en Franse equivalenten ‘spiritualità’, ‘Spiritualität’ en ‘spiritualité’ opleveren: 3.400.000, 3.470.000 en 3.970.000. Maar het Engelse zoekwoord ‘spirituality’ overtreft dit alles bij google met een astronomisch getal: maar liefst ongeveer 51.700.000 treffers.
Wie had dat enkele decennia geleden durven voorspellen? Wie had toen durven denken dat zoveel mensen in 2009 op zoek zouden zijn naar spiritualiteit, bezig zouden zijn met spiritualiteit, zouden lezen en spreken over spiritualiteit? Ik vermoed in elk geval dat de Nederlandse karmelieten deze ontwikkeling zestig jaar geleden niet hadden durven voorspellen, toen zij in 1948 van start gingen met het tijdschrift Carmel, met de ondertitel Tijdschrift voor Carmelitaanse geschiedenis en geestelijk leven, en nog minder veertig jaar geleden, toen zij hun tijdschrift Carmel omdoopten in Speling. Het tijdschrift Carmel ging in juli 1948 van start onder redactie van acht geschoeide karmelieten, waarvan er drie gedoctoreerd en drie doctorandus waren. Het was aanvankelijk vooral een geleerd tijdschrift over de eigen ordestraditie. Het eerste nummer bevatte bijvoorbeeld vier lange artikelen over de oudste getuigenissen over de orde, over de Mariaverering in de orde, over de grondtrekken van karmelitaanse spiritualiteit en over Titus Brandsma, en verder enkele citaten van Teresa van Avila en twee boekbesprekingen. Een foto van een schilderij van Onze Lieve Vrouw van de berg Karmel, afkomstig uit de karmel van Boxmeer, opende de eerste aflevering.
Toch ging het tijdschrift niet van start uit louter historische belangstelling van de ordeleden voor hun eigen geschiedenis en spiritualiteit. De redactie was integendeel overtuigd van het actuele belang van de karmeltraditie. De karmel ‘bezit het geheim, dat onze tijd verloren heeft en dat hij zoekt, vaak zonder de zin van zijn eigen zoeken te verstaan’. De karmel ‘leeft uit de geheimnisvolle werkelijkheid van de Tegenwoordigheid van Hem, die voor de moderne samenleving geworden is de grote Afwezige’. In de eerste jaargangen treft de lezer nog een toon van grote zekerheid aan over de geestelijke schatten die de karmel bezit en met de wereld wil delen. Carmel wil ‘de zielen in de wereld van heden weer wegwijs maken op de paden van het gebed’, heet het in de eerste jaargang. Maar geleidelijk werd de toon voorzichtiger en terughoudender, meer zoekend en tastend ook, en werd de horizon van het tijdschrift minder exclusief karmelitaans, maar ruimer. De wereld buiten de karmel begon het tijdschrift binnen te dringen, met scherpe vragen en ontnuchterende ervaringen. De wereld van de arbeid drong bijvoorbeeld binnen met een reeks korte artikelen onder pseudoniem, onder de titel ‘En route’. Thema’s als de vervreemding van de kerk kwamen daarin aan de orde. De redactie vond het toen, in 1953, wel nog nodig er een waarschuwende voetnoot bij te plaatsen met de verklaring dat ‘dè realiteit van de Katholiek juist gelegen is in de volledige vervulling ook van zijn kerkelijke verplichtingen, en dat slechts een buiten schuld dwalend geweten dat in speciale toestanden wel verklaarbaar kan zijn, het niet nakomen daarvan vergeeflijk kan doen zijn’.
In de eerste jaargang was slechts één bijdrage van een niet-karmeliet opgenomen, namelijk van de letterkundige Bernard Verhoeven over Johannes van het Kruis als dichter. In de volgende jaargangen werden bijdragen van buiten de orde wel talrijker, maar zij bleven toch uitzonderingen. Het merendeel van de artikelen kwam uit de eigen orde en ging over de eigen orde. In het midden van de jaren vijftig van de twintigste eeuw nam de aandacht voor karmelitaanse geschiedenis in het tijdschrift af. De ondertitel werd teruggebracht tot ‘Tijdschrift voor geestelijk leven’. De eerste themanummers verschenen ook, zoals aflevering 2 van jaargang 10 (oktober 1957) over eenzaamheid, een aflevering die opende met een verkenning van ‘Menselijke eenzaamheid in de moderne katholieke roman’ door Jan Willem Hofstra. Er kwam dus aandacht voor bellettrie, al was dat dan nog alleen die van katholieken huize.
Vanaf 1960, toen de karmeliet dr. Bruno Borchert (1923-1994), die al vanaf 1958 redactiesecretaris van Carmel was geweest, hoofdredacteur van het tijdschrift werd, zette een ontwikkeling in die uiteindelijk in de herdoop van het tijdschrift tot Speling zou uitmonden. Het tijdschrift kreeg steeds meer een thematische invulling. Vanaf de zomer van 1967 – het dubbelnummer 2/3 van jaargang 19, over ‘Lichamelijkheid’ – werden de thema’s ook nadrukkelijk als zodanig aangekondigd, vanaf het eerste nummer van 1968 ook op de omslag van het tijdschrift (‘Zekerheid en onzekerheid’). Ook kreeg Carmel een meer artistieke inslag. Elk nummer opende bijvoorbeeld met een linosnede van de Limburgse kunstenares Marianne van der Heijden (1922-1998), de levenspartner van Bruno Borchert. En
de aandacht voor de actualiteit groeide zienderogen. Het besef drong door dat de wereld verkend en ontdekt moest worden in plaats van bekeerd of gemeden. Bruno Borchert en soms ook anderen tekenden voor de rubriek ‘Horizon’, die actuele ontwikkelingen in kerk en wereld in kaart bracht. Die actualiteit draaide aanvankelijk nog sterk rond kerkelijke thema’s, zoals het Tweede Vaticaans Concilie, het celibaat, John Robinsons boek Honest to God, de leek en de vrouw in de kerk, de vernieuwing van het religieuze leven en de secularisatie.
Vanaf de lente van 1967 kwam de exploitatie van het tijdschrift, die voordien bij de Nederlandse karmelprovincie berust had, in handen van uitgeverij Gianotten te Tilburg, die tot 2020 de uitgever van Speling is gebleven. Op hetzelfde moment deden naast geschoeide ook enkele ongeschoeide karmelieten hun intrede in de redactie. Sinds 2020 wordt Speling uitgegeven door Uitgeverij Skandalon te Middelburg.
In de lente van 1969 verscheen dan het eerste nummer van het tijdschrift onder de nieuwe naam Speling. De naamsverandering, zo werd door de redactie in dat eerste nummer uitgelegd, was nodig omdat lezers bij de oude naam te snel zouden kunnen denken dat het tijdschrift een deftig visitekaartje was van de orde der karmelieten, gedrukt om het imago van de orde op te bouwen. Dat was ook van Carmel nooit de bedoeling geweest, maar twintig jaar later werd het mogelijke misverstand omtrent de naam door de redactie toch echt als een onoverkomelijke hindernis ervaren. Dat laatste had vast en zeker te maken met de bewogenheid van de tijd, waarover in het voorwoord op het eerste nummer van Speling gesproken werd. De situatie van kerk en samenleving was bewogen, en ‘beweging is noodzakelijk’. Dat zou men als een soort credo van de redactie van Speling kunnen zien, en dit credo – ‘beweging is noodzakelijk’ – gaf ook de nieuwe naam in. Die riep en roept namelijk enerzijds de notie op van ruimte voor beweging, speelruimte dus of bewegingsvrijheid, daar waar iets dicht dreigt te groeien of vast lijkt te roesten, en anderzijds riep en roept hij de notie op van spel, ‘het spel van perspectivisch denken’, aldus de redactie in 1969.
De nieuwe naam was niet de enige verandering die het tijdschrift onderging. Op de omslag was al enige tijd eerder aan de voorzijde het logo van de karmelorde en op de achterflap de lijfspreuk ‘Sub tutela Matris’ verdwenen; voortaan moest het tijdschrift het dus zonder de nadrukkelijk aangekondigde bescherming van de Moeder Gods stellen. Die verandering was al begonnen in de laatste jaargang van Carmel, toen de vormgeving in handen kwam van Jos Knipping. Hij verruilde de bruine omslag – de kleur van het karmelietenhabijt – van het tijdschrift door een glanzende witte omslag. Jos Knipping bleef de vormgeving van Speling verzorgen van 1969 tot 1993. Toen nam Bart Gladdines de vormgeving over. De eerste tien jaar verscheen Speling in paperbackformaat. In 1978 kreeg het tijdschrift het huidige formaat. De artistieke ontwikkeling van de omslagen van het tijdschrift wordt in een andere bijdrage in dit nummer van Speling belicht.
Zette de verandering in de vormgeving dus al iets eerder in, wat wel precies vanaf het eerste nummer onder de naam Speling veranderde, was dat de redactie niet langer uitsluitend bestond uit leden van de karmelorde, geschoeid of ongeschoeid. Twee niet-karmelieten traden tot de redactie toe, de publiciste Joke Forceville-van Rossum en de literator, publicist en journalist Tom van Ewijk. Beiden hadden aan de laatste jaargangen van Carmel al verschillende bijdragen geleverd, van Ewijk in 1968 bijvoorbeeld een reeks van vier artikelen over de actualiteit van Dostojewski. Zij werden in een redactionele mededeling over de redactieverandering nog plechtig als ‘leken’ aangekondigd, zij het al tussen aanhalingstekens. Want verder droeg het eerste nummer van Speling nog een betrekkelijk klerikaal karakter, vooral door de thematiek. Dat was namelijk die van het celibaat, van de relatie tussen priester en vrouw en van de genegenheid in het religieuze leven. Hoe bevrijdend ook bedoeld – de redactie zocht ook op dit terrein oprecht naar ‘speelruimte’ -, de thematiek maakt wel duidelijk op welk publiek het tijdschrift zich toen nog voornamelijk richtte: dat van priesters en religieuzen, de spirituele professionals dus.
Zo standvastig als de nieuwe naam Speling vervolgens is gebleken – hij bestaat nu al veertig jaar en de redactie heeft geen enkel voornemen daar verandering in aan te brengen -, zo standvastig is ook de ondertitel van het tijdschrift gebleken. Die luidt namelijk ook al veertig jaar ‘tijdschrift voor bezinning’. Ook die ondertitel was het resultaat van een bewuste keuze, want Carmel droeg tot 1968 als ondertitel nog de meer klassieke aanduiding ‘Tijdschrift voor geestelijk leven’. Speling heeft nooit toegegeven aan de verleiding om het woord ‘spiritualiteit’ in de titel van het tijdschrift op te nemen, ook niet toen dit woord de laatste jaren furore ging maken en met succes verscheen in de naam of de ondertitel van nieuwe tijdschriften. Bezinning geeft aan waar Speling zich gedurende al die veertig jaargangen voor wilde inzetten. Bezinning staat namelijk voor rustige overweging van de dingen, gericht op een al even rustig en helder besef of bewustzijn van hoe de dingen ervoor staan. En dat besef is uit op betekenis, op de zin van de dingen.
Maar bezinning heeft ook met de zintuigen te maken, met de ‘zinnen’, de ‘senses’. Spiritualiteit staat niet los van lichamelijkheid. Onze ziel zit in ons lijf. Dat besef was veertig jaar geleden al bij de redactie van Speling aanwezig. In wellicht geen enkele jaargang van het tijdschrift is er zoveel aandacht geweest voor seksualiteit, lichamelijkheid, hunkering en genegenheid als in die eerste onder de nieuwe naam Speling. Maar ook in Carmel kwam dit thema al nadrukkelijk aan bod; zie het genoemde themanummer over lichamelijkheid uit 1967.
Bezinning heeft ten slotte ook te maken met ‘verzinnen’, dus met de kracht van de verbeelding. In het Middelnederlands betekent hem versinnen zoveel als ‘over iets nadenken’ of ‘zich bedenken’, waarbij het laatste vaak het resultaat van het eerste is: ik heb me bedacht, omdat ik er goed over heb nagedacht. Ook komt versinnen rond 1290 voor in de betekenis van ‘iets begrijpen’, ook weer het resultaat van bezinning dus. Een verzinsel betekent nog in de zestiende eeuw zoiets als een ‘overweging’; pas in de achttiende eeuw krijgt het woord de bijklank van ‘bedenksel’, een bewering dus die niet waar hoeft te zijn, een verdichtsel. Bezinning als verzinning wijst op de rol van de verbeeldingskracht, de imaginatie, de creativiteit in de spiritualiteit.
* * *