Op zondag 2 april 2023, Palmzondag, is ons op tachtigjarige leeftijd Kees Waaijman ontvallen, leermeester, collega en vriend.
Kees Waaijman werd geboren in Rijk in de Haarlemmermeer, een dorp dat grotendeels plaats heeft moeten maken voor Schiphol. De nabijheid van Amsterdam zorgde voor een levenslange liefde voor Ajax (Kees schreef in de bundel ‘Fussballgott’ uit 2006 over voetbal als spiritualiteit), de nabijheid van Aalsmeer bracht hem in contact met de karmelieten. Na de lagere school ging Kees naar het kleinseminarie van deze orde in Zenderen. In 1960 trad hij toe tot de (geschoeide) karmelieten en doorliep de vorming in de filosofie in Dordrecht en in de theologie in Merkelbeek.
In 1967 kwam hij naar Nijmegen, de stad die de rest van zijn leven zijn thuis zou zijn. Hij studeerde er systematische theologie aan de universiteit, met Edward Schillebeeckx als leermeester, en geschiedenis van de spiritualiteit bij de augustijn Ephraem Hendrikx, de hoogleraar ascese en mystiek, zoals de leerstoel toen nog heette. In 1974 studeerde Kees cum laude af. Twee jaar later al promoveerde hij, eveneens cum laude, bij Hendrikx op een omvangrijk proefschrift over ‘De mystiek van ik en gij’ bij de joodse denker Martin Buber. Het proefschrift kreeg twee herdrukken, een zeldzaamheid bij theologische proefschriften.
Inmiddels was Kees Waaijman vanaf de oprichting van het Titus Brandsma Instituut in 1968 als onderzoeker verbonden aan dit door de karmelieten en de universiteit samen opgericht instituut voor de studie van de spiritualiteit. Na zijn promotie werd hij wetenschappelijk medewerker en in 1992 directeur van het TBI. Drie jaar eerder, in 1989, was hij zijn medebroeder Otger Steggink opgevolgd als hoogleraar spiritualiteit aan de Nijmeegse universiteit, en daarmee werd hij ook opvolger van zijn promotor Hendrikx. Kees bleef hoogleraar tot zijn vijfenzestigste, in 2007. Aan het TBI bleef hij als directeur langer verbonden, en als onderzoeker eigenlijk tot het eind van zijn leven. Ook van de redactie van het tijdschrift Speling heeft hij nooit afscheid genomen. Hij schreef zijn eerste artikel voor het tijdschrift in 1967, toen het nog Carmel heette, en vanaf 1970 maakte hij deel uit van de redactie, meer dan een halve eeuw dus. En in die halve eeuw bevatte bijna elke aflevering een artikel van zijn hand.
Bij zijn afscheid van de universiteit hebben we hem een dikke bundel (bijna 700 bladzijden) studies aangeboden, ‘Seeing the Seeker. Explorations in the Discipline of Spirituality’. Ik mocht de bundel openen met een portret van Kees, die ik toen ‘doctor dialogicus’ heb genoemd: de geleerde van de dialoog. Over het dialogische van spiritualiteit ging immers al zijn proefschrift over Buber. Het dialogische zag hij ook in de psalmen, een van zijn grote projecten bij het TBI. Hij schreef tien delen over de psalmen in de reeks ‘Verklaring van een bijbelgedeelte’ en een hele reeks ‘Psalmschriften’, deels samen met zijn collega Laetitia Aarnink. In 2004 verscheen een synthese van zijn psalmenonderzoek: ‘De mystiek van de psalmen’.
Een ander groot project van Kees was dat rond de systematiek en de methode van het spiritualiteitsonderzoek. Dat mondde uit in een omvangrijk standaardwerk: ‘Spiritualiteit: vormen, grondslagen, methoden’ (2000), dat verschillende herdrukken en vertalingen beleefde. Het vestigde internationaal zijn naam als autoriteit in het onderzoek naar spiritualiteit, voor zover zijn vele eerdere publicaties dat al niet gedaan hadden. ‘One does not read this book, one climbs aboard,’ schreef Lawrence Cunningham (Notre Dame) in zijn bespreking van de Engelse vertaling.
Zowel in zijn studie van de spiritualiteit als in zijn vertaling en duiding van de psalmen ontwikkelde Kees Waaijman een heel eigen idioom. De godsnaam vertaalde hij als Wezer. Zijn psalmvertalingen werden, met gitaarbegeleiding van Kees, gezongen in de vieringen van de karmelgemeenschap in Nijmegen, eerst in de (oude) Studentenkerk en later in de Jozefkerk, nu Titus Brandsma Memorial.
Daar, in de wereld van de Karmel en in die van de spiritualiteit, en in de kring van Speling en zijn lezers, zal Kees Waaijman niet snel vergeten worden. Voor velen was hij een wijze leermeester. In dankbaarheid gedenken wij hem. ‘Seeing the Seeker’ heette zijn Festschrift: in de studie van de spiritualiteit kijken wij naar de zoekende mens. Nu kan de titel omgedraaid worden: de zoeker ziet, van aangezicht tot aangezicht. Moge zijn gedachtenis ons tot zegen zijn.